In mijn fantasie weten psychiaters in academische ziekenhuizen alles van neurotransmitters. Als ik eerlijk ben, kijk ik daarom een beetje tegen ze op. Ik ben perifeer opgeleid in een groot stadspsychiatrisch ziekenhuis. Daar hadden we nauwelijks tijd voor neurotransmittersystemen. Als iemand geen huis meer heeft, diep in de schulden zit en geen sociaal netwerk om zich heen heeft, dan red je het niet met kennis over partiële dopamine D2 agonisten.
Misschien is het in de somatische gezondheidszorg anders, maar in de GGZ zitten de meest complexe patiënten meestal niet in de academie maar in de periferie in de grote GGZ-instellingen. En een substantieel deel krijgt behandeling bij vrijgevestigde psychiaters. Daar hebben ze altijd dezelfde behandelaar die als het nodig is langdurig farmacotherapie én psychotherapie kan bieden en korte lijnen heeft met het netwerk om de patiënt.
Laatst kwam zo’n complexe patiënt uit mijn eigen praktijk tijdelijk terecht in een academisch ziekenhuis. Een frustrerende ervaring vond ik dat.
‘Ik begrijp gewoon niet waarom jullie niet reageerden op mijn pogingen om af te stemmen over de behandeling.’ Ik heb eindelijk een telefonische afspraak met de psychiater in opleiding en diens supervisor. ‘Ik ken deze patiënt al acht jaar. Ik heb jullie gemaild, gebeld, een brief gestuurd. Maar ik kreeg geen reactie. Toen ik destijds in opleiding was in de kliniek, was ik altijd blij als de ambulante behandelaar zelf contact zocht als zijn patiënt opgenomen werd. Twee weken na de zelfmoordpoging die leidde tot deze opname nodigde jullie co-assistent mij per email uit voor een zorgafstemmingsgesprek. Ik zat daar vervolgens voor spek en bonen bij. Daar ben ik boos over en ik heb weinig zin om weer te komen opdraven,’ besluit ik.
Het is even stil.
Ik stel me de psychiater en zijn arts-assistent aan de andere kant van de lijn voor. Hoe ze samen in het universitaire ziekenhuis zitten. In een steriele kamer zonder ramen, een iPhone op speaker tussen hen in. Ze stemmen met hun blikken af wie zal reageren.
De stem van de arts-assistent klinkt. ‘Hoe had het gesprek moeten lopen zodat het wel een goed gesprek voor u was?’
Nu val ik stil.
Ik adem diep in en zeg zo beheerst mogelijk: ‘Dat is mijn punt niet’. Rustig blijven nu. Maar ik kan hier heel slecht tegen. Wat zou ik graag tegen de collega psychiater willen zeggen: ‘Leren jullie je assistenten niet meer dat je eerst het gevoel moet reflecteren? ”Goh wat vervelend dat het zo gelopen is, dat spijt me”. Als hij dat had gezegd, dan had ik me gehoord gevoeld. Mijn boosheid zou verdwijnen als een ballon die wegvliegend leegloopt.’
Dat zeg ik allemaal niet. Ik leg hen uit dat het zorgafstemmingsgesprek in een eenrichtingsstraat plaatsvond. Het ging alleen over hun beleid, niet over hoe we kunnen begrijpen waarom de patiënt die suïcidepoging deed. Volgens mij een cruciale stap die voorafgaat aan het maken van het behandelplan. Maar mijn visie was daarbij kennelijk niet nodig. Als we het gesprek afsluiten voel ik me vermoeid. Er is in ons werkveld al zoveel wat voor negatieve energie zorgt. Als we elkaar dan ook nog eens gaan tegenwerken…
Waarde collega’s in de academie, zullen we afspreken dat we elkaar gewoon even bellen als we een patiënt van elkaar overnemen? Ik weet misschien niet alles uit mijn hoofd over neurotransmitters maar ik heb een hoop waardevols bij te dragen.
Dan beloof ik dat ik ophoud met tegen jullie opkijken. (Want ik had natuurlijk gewoon in dat bewuste gesprek moeten zeggen: ‘Volgens mij slaan we een stap over.’)
Cassandra, wat een onthutsende ervaring. En dat anno 2022-2023.
Niet zo gek dat er zoveel misgaat in de ggz.
Ik ben blij dat ik in dat soort situaties geen energie meer hoef te steken. Wat zou ik vaak boos zijn en teleurgesteld.
Heel jammer dat deze ervaring komt in het verlengde van vele andere ervaringen die kennelijk behoren bij deze tijd en bij dit tijdsgewricht. Die ervaringen hebben jou zoveel energie gekost dat je je gesloopt voelt en stopt met praktiseren. Een groot verlies voor de gezondheidszorg!
Ik hoop dat je na herstel toch weer ergens in je vak aan de gang gaat. Mensen zoals jij kunnen we niet missen op een werkvloer!
Gelukkig blijf jij dicht bij jezelf en ben jij wel een gevoelsmens die luistert naar haar patiënten, observeert, concludeert en documenteert. Daar kunnen jou academische collega’s nog eens tegen op kijken!
Goed geschreven en herkenbare situatie: ik kom uit de sociale geneeskunde en die staat in de ‘medische pikorde’ lager dan de curatieve geneeskunde. Paramedici voelen zich ook vaak zo als ze met artsen willen overleggen over dezelfde patiënt. Ik herken je frustratie zo goed.
Ik heb (zelf arts en psycholoog) vanuit de psychologie onderzoek gedaan naar samenwerken in de zorg. Ik heb diverse interventies uitgevoerd om beroepsgroepen bij elkaar te brengen en die onderzocht. Statusverschillen overbrug je niet gemakkelijk maar als je vertrouwen opbouwt, vanuit het besef dat je met dezelfde patiënt bezig bent en daar samen de zorg voor hebt, wordt de samenwerking wel beter. Het begint met openstaan voor elkaars werk en dan openstaan voor elkaar als persoon.