Liever luisteren dan lezen? Dat kan ook:
Halverwege de warming-up ga ik bijna onderuit. Op de donkere houten vloer ligt iets slijmerigs. Frappant dat ik het niet gezien heb toen ik mijn plekje koos. Gelukkig is het niet superdruk. Ik stap snel een meter naar voren.
Het is 2 januari, kwart over tien. De sportschool ademt goede voornemens. Ik niet, ik ga gewoon door met gezonde routines. Het is vakantie dus vandaag pik ik een lesje BRN mee. Een lekker actieve les waar je je armbewegingen extra aanzet door twee met grind gevulde buisjes mee te bewegen.
Gadverdamme! Als ik weer bijna uitglij, zie ik op de grond waar ik sta te springen een glazige melkkleurige slijmmassa. Met stukjes. Dit moet dus onder mijn schoenen vandaan komen. De vrouw achter mij ziet het en kiest snel een plek aan de andere kant van de zaal. Ook links en rechts van me nemen mensen meer afstand. Het is dat ik inmiddels vuurrood ben door de inspanning, maar anders had mijn schaamte daar wel voor gezorgd.
Vanmorgen was ik aan de late kant. Daarom nam ik de auto en trok thuis alvast mijn sportschoenen aan. Binnenschoenen noemden we dat vroeger. Die mocht je onder geen beding buiten dragen. Maar ja, principes vervliegen en ik ben inmiddels op alle vlakken eigen baas. Ik vrees dat ik bij het uitstappen niet goed heb gekeken en in nieuwjaarskots van een comazuipende puber ben getrapt.
Ik scan de grote sportzaal. Een jaar geleden waren hier vakken op de vloer getaped waar je niet buiten mocht tijdens de les. Per vier had je een eigen spuitbus met poetspapier. Maar die zijn nergens meer te bekennen. Verlangend naar een onzichtbaarheidsmantel sprint ik slalommend tussen de dames de zaal uit. Op de trap vraagt iemand: ‘Zo, ben je het nu al zat?’ Ik mompel iets ontkennends. Op de WC op de eerste etage maak ik mijn schoenen schoon en pak ik toiletpapier.
Ik weet hier blind de weg maar anders had ik het spoor in de gang naar de BRN-les terug kunnen volgen. Quasi nonchalant poets ik de viezigheid van de vloer, vraag me af wat het precies is en zorg ervoor dat ik niemands blik kruis in de spiegel. Alsof er niets gebeurd is, ga ik door met springen, draaien en grind laten klinken in de buisjes. Maar de schaamte laat me niet los. Wat zouden ze allemaal denken?
Aan het eind van de les loop ik naar de stellage om de buisjes terug te leggen. Dan zie ik een hoopje kots op de vloer ervoor. Dezelfde substantie als de zooi onder mijn schoenen. Het kwartje valt.
Hoe kan het dat ik het niet gezien heb? Dat niemand het gezien heeft? Of liep iedereen er weer gewoon omheen, de andere kant opkijkend, ervan uitgaand dat iemand anders de shit wel opruimt? ‘Het is immers niet mijn kots.’
Ik loop naar de instructeur om het te melden. En eerlijk gezegd ook om mezelf vrij te pleiten: het waren niet mijn binnenschoenen die vuil van buiten meenamen. Samen ruimen we het op. ‘De brokjes zijn aardappelen en groente’, stelt ze vast. Dat verklaart waarom het zo plakkerig is: door het ontbindende zetmeel. Vreemde voedingskeuze trouwens voor een ochtendtraining.
In de auto denk ik aan de mensen in mijn spreekkamer die vaak worstelen met schaamte. Het is zo’n ingewikkelde emotie. Zelfs bij dit futiele kots-incident kon ik me er niet tegen wapenen. Het had me vandaag niet beschermd tegen de schaamte, maar ik maak alsnog een goed voornemen: niet meer met mijn sportschoolschoenen buiten lopen.